De Ghan-trein volgt een legendarische 3000 kilometer lange route tussen twee vertikale uitersten van dit continent: Darwin in het noorden en Adelaide in het zuiden. Dwars door de outback van Australie. De naam verwijst naar de eerste grote expedities in dit gebied, waar alle zware goederen werden vervoerd door Afghaanse sherpa’s op kamelen. Kamelen? Zei ik kamelen? Die werden destijds geimporteerd voor het stevigere sleepwerk in deze mensonvriendelijke regio. Edoch, ze gedijden net iets te goed in een omgeving waar ze geen grote natuurlijke vijanden hadden. Gevolg: momenteel dwalen er ongeveer een miljoen wilde exemplaren in het dorre landschap.
Maar goed, terug naar de trein. Wij gaan slechts tot Alice Springs, in het midden van Australie. 1500 kilometer. Toch ook al iets. De rit zal pakweg 20 uur duren. En er waren verschillende keuzes voor deze trein. Wij hebben geopteerd voor de goedkope (en toch nog best prijzige) Red Service: een luxueuze treinzetel. Maar dan ook niet meer dan een zetel. Hoger op het menu stond de Gold Service: een aparte cabine met bed en all-inclusive eten in het betere treinrestaurant. En dan is er nog de Platinum Service waar –naar ik vermoed- een viersterrenchef culinair komt goochelen in uw suite, de klaargemaakte eend een stamboom heeft, en de kaviaar wordt aangelepeld door een kwintet Balinese danseressen.
We zijn een halfuurtje vertrokken wanneer een bericht van algemeen belang wordt omgeroepen: voor de luxecabines die willen luisteren naar een docu over het leven in de outback, kan u switchen naar kanaal 3 op uw headset. Voor de mensen in de gewone treinstellen (wij dus): de docu wordt u gewoon via de algemene speakers door de strot geramd. En dus krijgen we enkele uren enthousiaste maar licht onverstaanbaar brabbelende stemmen geserveerd. Iets over een star cinema, kamelen, medicijnen, houtbewerking en de echtscheidingsdans van blauwgeschubde dwergkoeien (ik ben niet zeker of ik die houtbewerking goed verstaan heb). Intussen winnen zand en laag struikgewas het van de bomen in het voorbijglijdende decor.
Toet toet! Katherine! Hier stoppen we gedurende vier uur. Ik heb een verkeerde keuze gemaakt en geluisterd naar fout advies. "Ze gaan u toeristische uitstappen aansmeren. Niet doen!" Klopt, ze bieden aan om voor 30 dollar per persoon mee op een bus naar het plaatselijke natuurwonder te gaan, de Nitmiluk kloof. Advies gevolgd en er niet op ingegaan. Dom, dom, dom. We mogen blijkbaar niet op de trein blijven (bye bye rustpauze). Als zowat iedereen op die tour vertrokken is (slim, slim, slim), blijven er twee opties open: ofwel in een niet-geairconditionede zaal in een zetel zitten gedurende die vier uur (no wifi, no catering, no nothing) ofwel voor 20 dollar de bus nemen naar Katherine zelf. Is daar iets te doen? "Oh yes, we got an art center, a shopping mall and a McDonalds", zei de dame aan het information center. Dus deden we exact dat... We werden niet teleurgesteld. Geen valse beloften. Katherine is lelijk. Erg lelijk. Het art center blijkt een winkel die aboriginal tapijten verkoopt. En in de shopping mall verkoopt de Dollar Cent Store volop halloweenmateriaal. (“Probeer onze spooky geurstokjes, met de geur van drakenbloed! Van vampierenbloed! Van cannabis!”)
Omdat het best koud is op de trein en we de nacht nog door moeten, probeer ik een pull te zoeken (we kunnen niet aan onze bagage die ver weg gestockeerd is). Dat is niet vanzelfsprekend in een woestijnstad in volle lente-hitte. Werkelijk de énige pull die ik vind in het hele shopping center, lijkt exact op die van Ine. Kunnen we er eindelijk uit zien als een oud koppel dat altijd dezelfde kleren draagt. De sweater is enkel beschikbaar in maat Medium tot 7XL. Obesitas. En voor dunne mensen die graag met de hele familie in een pull wonen. Oh, en de McDonalds? Airconditioning. En wifi. Zoals ik al zei, geen teleurstellingen.
Later, wanneer de trein weer dendert, is het uitzicht ongelooflijk mooi bij ondergaande zon. Leegte, zand, met hier en daar een verdienstelijke poging tot struikvorming. En af en toe een wegroestend autowrak op een plek waar geen enkele zand- of andere weg te zien is.
De volgende ochtend worden we op het perron door de plaatselijke bellenvrouw verwelkomd in Alice Springs. Het licht is hier heel helder, toont alles in knisperende, knetterende kleuren. Energiek allemaal. Ultra HD.
Onze overnachtingsplek is Alice's Secret, een sympathiek hostelletje met alle cabins verspreid rondom een tuin vol grappige kleinoden (type 'drunken octopus wants to fight'). Uitgebaat door Seb, een ingeweken Duitse dertiger. Going back to Germany? Not after having this life here, man.
Alice Springs zelf is eigenlijk een best leuk klein stadje. Veel kleiner dan ik verwacht had. Beetje laid back, met reeks gezellige restaurantjes en cafes. Niet dat er verder zo veel te zien is. Behalve dan het Flying Doctors hoofdkwartier en museum. Fantastische geschiedenis, fantastische werking. Ze bestrijken de afgelegen gebieden in heel Australië met amper 60 vliegtuigjes. Recent heeft het museum een investering gedaan en een bioscoopje met enorm hologram-raam ingericht. Het filmpje toont de hele periode van oprichtingsjaren tot de mensen die nu geholpen worden. En wordt verteld door een hologram van de oprichter Flynn zelve. Nu ja, melodramatisch geschreeuwd door de grootste overactor van Noord-, Zuid- en West-Australië. Schrijnend grappig.
Even wat geografie tussendoor. Het Australische vasteland bestaat ruwweg uit drie gelijke kolommen. De eerste kolom is West-Australie. De tweede kolom is ongeveer gelijk verdeeld in Noord-Australie (The Northern Territory) en Zuid-Australie. En de derde kolom bestaat uit drie stukken of staten (van boven naar onder:) Queensland, New-South-Wales en Victoria. En tot slot heb je nog het eiland bezuiden Victoria: Tasmanië. Zeg niet dat je niets bijleert...
We vertrekken vanuit Alice Springs richting Ayers Rock. In de witste auto uit de Avis-filialen van het zuidelijk halfrond. Benieuwd hoelang ie wit blijft in dat rode stof. We zijn immers in The Red Center (zijnde de zuidelijke woestijnregio van the northern territory). Eindelijk door de echte woestijn rijden! Bedoeling is dat we de drie highlights van dit enorme gebied bezoeken: Kings Canyon, Kata Tjuta en Uluru. Eerst naar Kings Canyon. Met voorlopig de mooiste rit die ik ooit gereden heb. Varierend van episch, over dromerig, naar ronduit sprookjesachtig. En terug.
Onderweg -en zuinig aangeduid- kruisen we een onverwacht monumentje: het Cannonball Memorial. In 1994 werd de eerste en enige Australische variant van de Cannonball Run gehouden op deze route. De Cannonball Run is de echte, originele versie van de bij ons beter bekende yuppie ‘Gumball 3000’ race. (Als kind was ik fan van de best grappige Cannonball-films uit de jaren tachtig, met Burt Reynolds.) Anyway, het gaat om een race met dure mensen in dure wagens die alle van overheidswege opgelegde snelheidswetten aan de Gucci-laars lappen. 1994 dus. En een voortijdig einde van de zuidelijke franchise van de Cannonball race, toen twee Japanse deelnemers hun Ferrari F40 het checkpoint inknalden. En daarmee zichzelf en twee officials richting hemelpoort en eeuwige-roem-op-een-woestijn-dorpel stuurden.
De rit is ook veel langer dan verwacht. En hier wil je echt niet in het donker rijden. Het wordt door iedereen afgeraden. Verscheidene autoverhuurders weigeren je ook een voertuig mocht je zulke plannen hebben. In het donker komt immers de hele fauna op het wegdek dansen. En dan rij je al eens tegen een kangeroe, een wallabi of een kameel. Je ziet regelmatig zwarte remsporen, de eerste vijftig meter nog parallel met de middenstreep maar daarna met scherpe bocht de berm in. Vijf minuten voor valavond (en hij valt snel) arriveren we in het campingresort en kunnen we nog genieten van de zonsondergang zelf. Met zicht op de aardrode Kings Canyon berg. Op de camping geen krokodillen dit maal. Moeilijk ook, alles staat al een decennium droog. Wel oppassen voor dingo's. Wilde honden. Spelen vooral met eten en schoenen. Waarschuwende borden met foto's van grommende en bijtende dingo’s staan aan de verschillden ingangen. In werkelijkheid strompelen ze wat doelloos over de camping. En de kinderen van andere campingbewoners vinden het leuk om erop te jagen met hun zaklampen.
Het bezoek aan Kings Canyon is fan-tas-tisch. De zeer indrukwekkende wandel- en klimroute Rim Walk loodst ons over de hele bovenkant (de Rim dus) van de canyon en klovenpuzzel. Had ik al de term episch bovengehaald? Ja? Wel, dan nog eens!
Oh ja. De vliegjes zijn aanwezig, heel aanwezig. Het eerste uur lach je met al die toeristen met hun gekke muggenetjes over hun hoofd. In blauw, groen, geel, paars, of roze. En dat voor die paar vliegen. Te zachte eitjes, al die jongens en meisjes. Het daarop volgende uur wapper je best nogal veel de vliegjes rond je hoofd weg. En bedenk je je dat tolken voor doofstommen hier vast een rotjob hebben. Tot slot, nadat je het afgelopen anderhalf uur je eigen smoelwerk bewusteloos hebt staan meppen om die rotbeesten weg te houden, hoop je - neen, sméék je de goden- dat ze in de campingwinkel nog andere kleuren muggenetjes dan roze in voorraad hebben. Maar roze is ook goed.
En dan... het hoogtepunt, het langverwachte Ayers Rock. Tegenwoordig in zijn oorspronkelijke benaming hersteld als Uluru. De bekendste rots van Australie. Eigenlijk heb je er intussen al een hekel aan gekregen. Je hebt hem al iets te veel gezien. Op postkaarten in de winkel, in elke denkbare reisgids en brochure, op elke poster, op elke pagina van elke website over Australie. Overexposurus Maximus.
Maar dan sta je op een paar kilometer ervan, bij zonsondergang. Het is hypnotiserend. Een icoon. En terecht. Eén gigantisch rood rotsblok. 3,5 km lang. 350 meter hoog. 6 kilometer diep. Alsof God een punaise in het centrum van Australië heeft gestoken om dit continent op zijn plaats in de oceaan te houden.
Sinds de jaren '80 zijn alle campings om en rond Uluru verdwenen, en is alle slaapaccomodatie ondergebracht in één plek: het Camping Resort Ayers Rock (lokaal vertaald als ‘Yulara’, wat dan weer klinkt als ofwel een ongezoete Turkse yoghurt ofwel een Oosteuropese dame die via ongewenste email reclame maakt voor een schimmige datingsite). Ondanks een erg slechte tourist trap reputatie enkele jaren geleden, is dit toch een goede camping met veel groene en netjes onderhouden velden. En wat een open hemel! Heerlijk. Niets zo gezellig als 's nachts op een camping een immense heldere sterrenhemel boven u, en een zwaar reutelende powerplant op de achtergrond. Een buur probeerde het nog te vatten als het rustgevend geluid van de sputterende motor op een zeiljacht midden op zee. Ronkend. Luid ronkend. Voorbeeldje van ironie anders? De baseline van het resort. “Touch the silence”.
De 7km lange base walk om en rond Uluru de volgende dag is niet echt speciaal. De rots zelf blijft vast en zeker ongelooflijk. Een enorme monoliet omringd door kilometers en kilometers niets. Maar van dichtbij verlies je die dimensie. Het wordt ook afgeraden om op de rots zelf te klimmen. Uit respect voor het geloof van de aboriginal eigenaars. Uit geadviseerd zelfbehoud, aangezien het erg warm is om zulke stevige klim aan te vatten. En omdat, vanwege de plotse stevige winden, ze al wel eens naar beneden geknikkerde toeristen van de zijkanten hebben mogen schrapen. Werkgelegenheid, iedereen is er voor. Maar toch... Enfin, afgeraden dus.
Er is ook een Aboriginal Centrum vlak bij Uluru. Dat is dan weer een aanrader. Ondermeer een film over de strijd om hun heilige plaatsen terug te krijgen, over de plaatselijke aboriginal cultuur, ... Midden jaren zeventig zijn de Rots en alle gebied errond in een grote overdrachtsceremonie overgedragen aan de millenia-oude eigenaars. Echter wel opvallend in dit centrum: hier werkt geen enkele aboriginal.
Avond. Zonsondergang nummer twee met zicht op Uluru. Weeral een topmoment.
Kata Tjuta, een 50km verderop, dat zijn bij nader inzien meerdere een zevental kleine Uluru's. Ine en ik volgen de ‘Valley of the Winds’. Een goede titel voor een zweverige panfluit-opname. Maar hier dus een wandelweg. Daar zijn twee routes mogelijk: eentje die 5km in totaal is, zijnde na 2.5km stoppen en dezelfde weg terug. Of 7km, amper 2km langer, langsheen exacte dezelfde weg heen als de anderen. Maar dan 4,5km verdergaand (ja, reken maar, het klopt). Die eerste kilometers klimwerk zijn erg mooi, maar die volgende zijn fantastisch en zelfs makkelijk. Trouwens veel en veel beter dan de Uluru base walk.
Even voor onze derde, en helaas laatste, zonsondergang aan de Rots, gaat Ine haar uurtje lopen. Blijkt dat er een lokale radiozender is met enkel nummers over Uluru. "U-hu-luuuu-ruuu, I wish I was here with you".